Cinema Paradiso (1988)

Op mijn verjaardag nodig ik een grote groep vrienden uit, heb ik bier en taart klaarstaan, en is er pret en goede muziek. So far, so doorsnee. Maar op een gegeven moment zet ik de tv aan en laat ik goede film- en seriescènes zien aan iedereen die te dronken is om van de bank af te komen. Ik haal wel wat kracht uit het feit dat op deze ene dag in het jaar iedereen extra de moeite neemt om mee te doen met wat ik wil – het is altijd fijn om te delen.

Meestal wordt er heel positief gereageerd op wat ik laat zien; ik heb immers een goede smaak. Soms wordt het afschuwelijk gevonden. Ik herinner me een moment waarop ik de vreemdste ‘Twin Peaks’-aflevering liet zien (seizoen 3, aflevering 8), een serie die van zichzelf toch al heel vreemd is. Een vriend vond het fantastisch en wilde meer zien, een vriendin riep dat ze misselijk werd. Maar de reactie was er, en werd door anderen herkend. Communicatie via het medium.

Na Milo’s goede artikel vorige week over de connectie tussen entertainment en mentale gesteldheid, vond ik dat een reactie van mijn kant niet uit kon blijven. Ik heb film en literatuur gestudeerd – ik heb er een academisch diploma in – en de belangrijkste les die ik uit mijn opleiding heb meegenomen blijft dat media onlosmakelijk verbonden is met hoe door de populatie naar de huidige sociale situatie wordt gekeken. Niet alleen beïnvloedt dit de verhalen die worden verteld (want… natuurlijk is dat zo), maar de verhalen die worden verteld beïnvloeden ook hoe door het algemene publiek wordt gedacht over de kwesties die hen bezighoudt. Er zit wel degelijk wat achter het idee dat ze in Rusland alleen maar schrijven over hoe we allemaal doodgaan, of hoe verhalen pre-1970 allemaal nodeloos seksistisch waren – als een soort vicieuze cirkel worden op deze manier heersende ideeën constant bekrachtigd.

David Foster Wallace, een geniaal schrijver die zijn vrouw op een hele nare manier het hof heeft gemaakt en die uiteindelijk zelfmoord pleegde, schreef vele essays over verhalen en haar functies, waaronder een essay over de functie van televisie, ‘E Unibus Pluram’. In dit essay omschrijft hij het heil dat mensen uit tv kunnen halen:

‘I happen to believe this is why television also appeals so much to lonely people. To voluntary shut-ins. Every lonely human I know watches way more than the average U.S. six hours a day. The lonely, like the fictional, love one-way watching. For lonely people are usually lonely not because of hideous deformity or odor or obnoxiousness – in fact there exist today social and support groups for persons with precisely these features. Lonely people tend rather to be lonely because they decline to bear the emotional costs associated with being around other humans. The are allergic to people. People affect them too strongly.’

Er zit inderdaad een veiligheid in fictie. Met fictie kun je leren ontdekken, en begrijpen, en belangrijker nog, beseffen dat je niet alleen bent, zonder dat hier verder al te veel consequenties aan verbonden zitten. Mensen ontmoeten en leren kennen, écht leren kennen, heeft een laagje. Je wordt ineens in een context geplaatst en als het je al te veel gaat uitmaken wat de ander van je vindt, wordt het eng. Je kan worden afgewezen, of verkeerd worden begrepen, of erger nog, uiteindelijk blijkt het gewoon aan jou te liggen en niet aan de ander. Ik geloof er best wel in dat dit de reden is dat mensen cliques vormen en gemeen zijn tegen buitenstaanders en zich allemaal een beetje hetzelfde gaan gedragen: dan is het minder echt en dus ook minder confronterend.

Niet dat elke vorm van sociaal contact onecht is natuurlijk: mensen vinden elkaar, vormen vriendengroepen en delen verhalen. Zelf vind ik sneller mijn gelijken in één-op-één-momenten; ik weet niet precies waarom. Ik ga ervan uit dat ik een hopeloze romanticus ben, dus misschien word ik gewoon gelukkig van de momenten waarop ik een persoon op een intiemere manier leer kennen.

Dit hoeft niet per sé een romantische laag te hebben; met goede vrienden of familieleden lukt het ook. Het idee van ‘tegen jou wil ik het wel zeggen, nu we toch alleen zijn’, heeft een allure, en voelt veilig.

Niet iedereen kan zo communiceren, maar als je het mij vraagt is het een ontzettend belangrijke manier van jezelf leren begrijpen. Het vraagt een bepaalde mentale naaktheid en kwetsbaarheid die heel lastig, en snel ook nogal ondankbaar, is. Niemand is verplicht te begrijpen wat je zegt. Niemand is verplicht met je te blijven praten. We zijn egocentrische, solipsistische wezens, dus dat voelt snel als een aanval. Dan worden we kwaad, en gaan we vervelend doen. Maar dat is oneerlijk, en egoïstisch, en dus geen echte communicatie. We schatten mensen pas op waarde als we ook hun ‘nee’ kunnen accepteren. En als dat iets is dat ons lukt, leren we onszelf uiteindelijk ook in de juiste context te plaatsen, wat weer helpt met een correct zelfbeeld.

Oké, dit is dan Psychology 101. Waarom ben ik dit hele verhaal aan het afsteken? Zelf heb ik altijd gevonden dat media hier een ontzettend belangrijke rol in speelt. Als ik David Foster Wallace nog een keer mag citeren:

“Fiction is one of the few experiences where loneliness can be both confronted and relieved. Drugs, movies where stuff blows up, loud parties — all these chase away loneliness by making me forget my name’s Dave and I live in a one-by-one box of bone no other party can penetrate or know. Fiction, poetry, music, really deep serious sex, and, in various ways, religion — these are the places (for me) where loneliness is countenanced, stared down, transfigured, treated.”

Dat is dan de angst – dat niemand je eigenlijk echt kan kennen. Hoe alternatiever je bent, hoe sneller dat gevoel wellicht opkomt. Maar fictie is daar dan behoorlijk de oplossing voor. In fictie, gemaakt door en voor weirdo’s zoals de generalisatie gaat, kan de leegte worden gevuld. Art should disturb the comfortable and comfort the disturbed.

Daar zit een ontzettende kracht in: het besef dat je niet de enige bent die voelt wat je voelt. Dat lost het niet op en biedt niet altijd per sé een uitweg, of een nieuwe manier van denken, maar het leidt wel tot inzicht. In een van mijn eerste artikelen voor ‘Downtime Chronicles’ citeerde ik Yoshida Kenkō, de Boeddhistische monnik uit de veertiende eeuw: ‘It is a most wonderful comfort to sit alone beneath a lamp, book spread before you, and commune with someone from the past whom you have never met…’ Ik heb David Foster Wallace nu een paar keer geciteerd, en vind het elke keer weer frappant hoe direct hij weet te verwoorden wat ik als mijn levensfilosofie beschouw (en waarschijnlijk is mijn levensfilosofie dan ook weer heel erg door zijn inzichten beïnvloedt).

Het hoeft ook niet allemaal filosofisch heel intens te zijn. Soms is een simpele uiting van de dingen die je voelt al voldoende, ook als deze uiting nogal bitterzoet kan zijn. De mooiste laatste zinnen ooit van een boek vind ik de laatste zinnen van ‘The Catcher In The Rye’: ‘Don’t ever tell anybody anything. If you do, you start missing everybody.’ Echte connectie leidt ook tot echt gemis als deze relatie uiteindelijk weer afloopt, maar aan alles komt een einde. In gesprek met anderen stuit je op onbegrip, of ze gaan je vertellen dat het nu eenmaal zo is en dat het geen zin heeft om daarin vast te blijven hangen. Een psycholoog leert je hoe je daarmee omgaat. Een boek of een ander fictief mediumelement geeft je de ruimte om deze gevoelens even te begrijpen en te accepteren. Je moet niet zwelgen, maar het mag even leiden tot melancholie.

Ook dat is de kracht van fictie, narratief, verhalen: acceptatie. Vrouwelijke regisseurs, boeken uit 1400, toneelstukken uit het Midden-Oosten, videogames uit het Oostblok, Chinese strips, Japanse televisieseries, ze hebben allemaal één ding gemeen: je kunt je er op de een of andere manier in herkennen. Ook zij voelen zich soms alleen, hebben soms geen idee hoe ze contact leggen met anderen, hebben wensen, dromen, ambities, geen zin om op te staan, geen zin om huiswerk te maken, geen zin in hun werk, hebben een unieke manier om naar hun situaties te kijken. Everybody in the world knows something you don’t. On se ressemble plus qu’il ne semble. Niemand is echt uniek. Je deelt uiteindelijk alles met iedereen. Hoe erg de regering, extreme groeperingen, en de gemiddelde klootzak ook proberen mensen met een andere achtergrond te Otheren, te demoniseren, ze lijken uiteindelijk gewoon meer wel dan niet op jou. Niet allemaal, maar hé, de gemiddelde persoon kan zijn buurman ook niet uitstaan, dus aan de cultuur ligt het niet. Het is belangrijk dit allemaal te beseffen, want dan weet je ook dat je niet echt alleen bent. Eenzaamheid broedt wroeging, en daar heeft niemand wat aan. In de woorden van Charlie Chaplin aan het einde van de film ‘The Great Dictator’, een commentaar op fascisme en de Nazi’s: ‘We don’t want to hate and despise one another. You have the love of humanity in your hearts. You don’t hate, only the unloved hate – the unloved and the unnatural.’

Vind je me overdrijven? ‘Het zijn maar films’, ‘ik houd helemaal niet van lezen’. Prima. Maar ook jij absorbeert media en cultuur. Je speelt spelletjes, zit op social media, ziet wel eens een straatperformer langskomen. Alles heeft een boodschap, ook bijvoorbeeld Marvel-films (‘what is grief, if not love persevering?’), en als je dat mooi vind – of als je het helemaal niks vind – komt dat omdat het resoneert. Je bent een klankbord, en soms vind je mensen die hetzelfde denken, die ‘Twin Peaks’ ook mooi vinden, die ook inzien dat ondanks alle rare beelden het punt van die serie is dat we van elkaar kunnen en moeten houden, en dat daar de oplossing zit. En als ze dan op dezelfde manier op dezelfde scène reageren, weet je dat het goed zit.

Zoals Milo zegt, fictie leidt ook af. Dit is absoluut waar en een prachtig onderdeel ervan. Is het geen voyeurisme, dan is het escapisme. Maar als je vragen hebt, kom je met fictie dus ook heel ver. En ga je verder, dan kun je er vragen mee stellen, zoals ik met alle citaten in dit stuk hopelijk ook heb gedaan. Breathe, just breathe. I feel that way too. You’re not alone. I feel that way all the time.

Een voorbeeld, om mee af te sluiten. Rouwverwerking in ‘Midnight Gospel’, een televisieserie gebaseerd op een podcast van de maker van ‘Adventure Time’ (ook geniaal). Let op de muziek, de woorden, de animatie. Besef dat dit de echte, niet ingestudeerde woorden zijn van een vrouw met terminale kanker terwijl ze met haar zoon praat. Denk na over haar conclusie: ‘You cry.’ There’s no point in pretending. It just hollows you out.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *